In deze column, van Lex Bruijn, wordt het besluit van de bond om in de landelijke heren divisies (1 t/m 3) met teams van 4 te gaan spelen stevig bekritiseerd, maar zoals altijd met argumenten.
Nee, ik ga het niet hebben over de manier waarop de beleidsbepalers aan het onzalige idee gekomen zijn om in de landelijke divisies 4 tegen 4 in te gaan voeren. Ik ga niet zeggen dat ze het onmogelijk konden halen uit de klankbordsessie die begin dit jaar werd gehouden. Ik ga het ook niet hebben over die slecht opgestelde enquête die onder de (oud-) spelers is uitgezet met suggestieve vragen die alleen maar konden leiden tot ja ‘iedereen wil veel spelen’ en ja ‘de wedstrijdduur mag wel wat korter’.
Maar zelfs Victor Mids zou na bestudering van de uitslag niet kunnen vaststellen dat 4 tegen 4 de meest aantrekkelijke en breed omarmde oplossing is. Dat ga ik dus allemaal niet zeggen. Ik ga alle voors en tegens op een rijtje zetten om aan te tonen dat dit plan voor de landelijke teams een absoluut onzalig idee is.
Eerst maar eens de voordelen. Daar kan ik kort over zijn, want vergeleken met de huidige systemen is 4 tegen 4, waarbij iedereen 3 partijen speelt geen verbetering. Korter spelen komt omdat er op 2 tafels wordt gespeeld, een uitermate slecht idee zoals ik later zal aantonen. Maar met 3 tegen 3 zou je ook op 2 tafels kunnen spelen. Dat levert in elk geval ook tijdwinst op. Dus zijn er extra voordelen te noemen? Het antwoord is een hartgrondig nee!
Zijn er ook nadelen te noemen. Jazeker, die zijn er te over.
1. Vrijwel alle teams moeten op zoek naar een vierde speler. Ook de teams die al meer spelers op de lijst hebben staan, want dat is meestal niet uit luxe. Bij die teams houdt dat vaak in dat niet alle spelers elke zaterdag beschikbaar zijn. Dus ook zij moeten op zoek naar aanvulling voor hun team(s). Dat wordt dus shoppen en dat gaat ongetwijfeld ten koste van teams die ‘leeggeroofd’ worden.
2. Het laatste decennium is het beleid er op gericht op de landelijke competitie sterker te maken. Dit nieuwe systeem zorgt ervoor dat de landelijke competitie ernstig wordt verzwakt. De teams uit de 1 divisie gaan nl. shoppen in de 2e divisie, die weer in de 3e divisie en ook de afdelingscompetities ontkomen niet aan deze afroming van spelers. Het niveau zal hierdoor zeker dalen.
3. Er zijn nogal wat verenigingen met meerdere landelijke teams die nu gezamenlijk thuis kunnen spelen. Veel accommodaties lenen zich er niet voor om het dubbele aantal tafels neer te zetten in een fatsoenlijk centercourt. Die verenigingen worden extra op kosten gejaagd, omdat ze nu de zaal elke zaterdag nodig hebben. Ook slecht voor de cohesie in de vereniging.
4. Tafeltennis is een kleine sport en het is echt te ridicuul voor woorden dat er na de zomer drie competitiesystemen zijn. In de afdelingen 3 tegen 3, in de landelijke competitie 4 tegen 4 en in de eredivisie weer anders, want 3 tegen 3 in maar 7 potjes.
5. Als je uit de eredivisie degradeert of uit de afdeling promoveert, moet je snel op zoek naar een vierde speler. Als je naar de eredivisie promoveert of uit de 3e divisie degradeert, houd je opeens een speler over. Daardoor kunnen we elk jaar een circus van transfers verwachten. Een slechte zaak, want al die hoppende spelers komt de clubbinding niet ten goede.
6. Nog meer kosten voor de verenigingen met een team in de 1e divisie, want er zijn opeens 2 scheidsrechters nodig en daarvoor moet geld op tafel komen.
7. De opstellingen worden door de NTTB gemaakt op basis van de rating. Ook al irritant, want het is juist een charme op te kunnen spelen met de opstellingen.
En wat wordt er gewonnen met 4 tegen 4? Helemaal niets, behalve een iets kortere speeltijd en het is nog maar zeer de vraag hoeveel korter de wedstrijden dan gaan duren en of dat opweegt tegen alle genoemde nadelen. Ik denk het niet en had de beleidsbepalers meer verstand van tafeltennis toegedicht dan ze met het bedenken van dit plan hebben getoond.
Deze column is geschreven door Lex Bruijn voor tafeltennis.nu
PS: Lees de eerdere artikelen op tafeltennis.nu over dit thema: artikel 1, artikel 2.