Dit is de titel van het proefschrift waarop Irene Faber op 6 oktober as. promoveert als bewegingswetenschapper.
Voor haar proefschrift heeft ze onderzoek gedaan bij tafeltennis jeugdspelers naar de identificatie en optimalisatie van meetbare talentindicatoren voor succes op volwassen leeftijd. Dit was de aanleiding voor tafeltennis.nu om Irene te interviewen, wat in dit artikel wordt weergegeven.
De vereniging van tafeltennis trainers (VVTT) had Irene eerder al de gelegenheid gegeven om de belangrijkste resultaten kort toe te lichten. Dit is gepubliceerd in het VVTT-vakblad “visie”, nummer 75, waarvan Irene de gasthoofdredactie was. Dit vakblad is ook voor niet-leden per exemplaar te bestellen via de VVTT. Het proefschrift en gerelateerde artikelen zijn te lezen via deze link.
Vraag: Kun je jezelf kort voorstellen, met name ook aan de hand van je tafeltenniservaringen en tafeltennisactiviteiten?
Ik ben Irene Faber geboren in 1979 en opgeleid tot fysiotherapeut en bewegingswetenschapper. Op ongeveer 10-jarige leeftijd kwam ik in aanraking met de tafeltennissport in Delden (Overijssel). Ik speelde bij een kleine vereniging waar vooral plezier voorop stond. Toch speelde ons eerste jongensteam landelijke competitie en was ik als jonge speelster ambitieus genoeg om deel te nemen aan de afdelingstraining en de ranglijsttoernooien. Op mijn 15e werd het nog iets serieuzer toen ik werd gevraagd om in Lochem te komen spelen bij LTTC De Toekomst. Daar behaalde mijn team de kampioensklasse bij de jeugd en later bij de senioren kwamen we uit in de 2e divisie. Vanaf ongeveer 2002 ben ik ook bij deze club begonnen als jeugdtrainer en mocht ik jonge spelers (6 t/m 18 jaar) begeleiden om hun tafeltennisambities waar te maken. Daarna kwam mijn rol als speler meer op de achtergrond en ben ik actief als trainer.
Vraag: Zou je kunnen toelichten wat de aanleiding voor je was om te gaan promoveren en hoe je keuze van je promotieonderwerp tot stand is gekomen?
Via mijn rol als tafeltennistrainer kwam ik in aanraking met de ‘Landelijke Dag van het Talent’ en het gebruik van niet-tafeltennisspecifieke motorische testen als middel voor het herkennen van jong talent. Ik werd geïnspireerd door het gebruik van deze ‘testbatterij’ om eens verder te kijken dan alleen de pure tafeltennisprestatie. Echter als wetenschapper wil je dan ook het fijne ervan weten en dit op een adequate wijze in de praktijk onderzoeken. Vandaar dat ik in samenwerking met de NTTB gezocht heb naar manieren om dit alles op een hoger plan te brengen. Door samen met de NTTB, het lectoraat Gezond & Bewegen en de opleiding Fysiotherapie van Saxion een project te formuleren voor het ontwikkelen van een oog-hand test werd de eerste stap gezet. Na een goed gesprek met prof. Ria Nijhuis-Van der Sanden (van het Universitair Medisch Centrum (UMC) Radboud in Nijmegen) gaf zij mij de kans om bij haar een promotietraject op dit onderwerp te starten.
Vraag: Wat is de relevantie van (de uitkomsten van) je onderzoek voor de dagelijkse nttb-praktijk?
Het is belangrijk om jonge spelers niet alleen op hun prestatie ‘achter de tafeltennistafel’ te beoordelen, maar verder te kijken. Het lijkt erop dat we door het in kaart brengen van onderliggende perceptuo-motorische capaciteiten, zoals wordt gedaan met de testbatterij, een beter beeld krijgen van de potentie van een jong talent om zich te ontwikkelen tot topspeler. Hiermee heeft een trainer / coach een extra tool in handen om een afgewogen keuze te kunnen maken. En omdat de tafeltennisvijver in Nederland steeds kleiner wordt en de middelen steeds schaarser is het voor de NTTB van belang om de effectiviteit van de talentontwikkelingsprogramma’s te verhogen, waarvoor de testbatterij een belangrijk hulpmiddel is. Mijn onderzoek geeft meer inzicht in de kwaliteit en de meeteigenschappen van de testbatterij. Met name de reproduceerbaarheid en de voorspellende waarde van de testuitkomsten hierin is onderzocht.
Vraag: Je hebt je o.a. bezig gehouden met de voorspellende waarde van de perceptuo-motorische vaardigheidstesten die de NTTB gebruikt heeft in de testbatterij bij de landelijke dagen van het talent voor jeugdspelers van 10 jaar en jonger. Is de interpretatie van perceptuo-motorisch als oog-handcoördinatie te beperkt en kun je kort uitleggen wat de term betekent?
Bij perceptuo-motorische vaardigheden gaat het om motorische vaardigheden die tot stand komen met behulp van de perceptuele systemen zoals het gezichtsvermogen, het gehoor en de tast. In tafeltennis kan je de motorische uitvoering niet loskoppelen van de waarneming / perceptie. Perceptuo-motorische vaardigheden zoals getest in de testbatterij worden als voorwaardelijk beschouwd voor het ontwikkelen van tafeltennisspecifieke technische kwaliteiten. Oog-hand coördinatie is daar een onderdeel van.
Vraag: Het programma van de perceptuo-motorische testen (testbatterij) is door de NTTB in 2010 uitgebreid met enkele testen gericht op oog-handcoördinatie en balcontrole. De uitkomsten van je promotieonderzoek lijken de hypothese te ondersteunen dat dit de voorspellende waarde van de testbatterij heeft vergroot. Klopt dit en kan je dit in het kort toelichten?
Deze items zijn niet zomaar een onderdeel van de testbatterij geworden. Expert trainers hebben deze als potentieel relevant aangedragen. Deze testen blijken volgens mijn onderzoek goed en reproduceerbaar in staat om talentvolle spelers te onderscheiden van minder talentvolle spelers en blijken een significante voorspellende waarde te hebben. Echter op basis van de studies tot dusver moet wel enige slag om de arm worden gehouden. We hebben dit slechts getoetst bij een kleine groep met een korte follow-up (2,5 jaar).
Vraag: De test waarbij de grootste werpafstand met een balletje wordt gemeten, lijkt enigszins verrassend ook een relatief grote voorspellende waarde te hebben voor de tafeltennisprestatie op latere leeftijd? Klopt dit en kun je dit nader toelichten?
Je bedoelt hiermee het item ‘balletje gooien’. Hierbij gaat het erom dat een kind hoge armsnelheid combineert met een goede coördinatie. Alleen dan kan hij / zij het balletje ver gooien. Dat verklaart de relevantie voor tafeltennis.
Vraag: Je pleit voor de ontwikkeling van meer dimensies die kunnen worden toegevoegd aan de testbatterij en toekomstig onderzoek daarnaar. Kun je kort toelichten wat je hiermee precies bedoelt?
De potentie van een speler / speelster wordt niet alleen bepaald door de motorische capaciteiten. Andere facetten zoals passie voor het spel, motivatie, volharding, doorzettingsvermogen, veerkracht en nog vele andere spelen ook een rol. Vergeet hierbij zeker ook niet de wisselwerking van de jonge spelers / speelster met zijn / haar omgeving. En de mate waarin er sprake is van een goed leer- en ontwikkelklimaat. Zodoende hebben we nog steeds slechts een klein deel van het geheel kunnen onderzoeken.
Vraag: Als onderdeel van je proefschrift heb je 3 tafeltennis topsporters die in de wereldtop speelden geïnterviewd. Doel hiervan was om de perspectieven van deze spelers en de betrokken trainers te inventariseren op de onderwerpen "high potential" en "the route to excellence". Je analyseert dit daarna in 7 categorieën: "early exposure", "deliberate play", "fit to the task", "learn fast", “taking the next step", "constant competition" en "reaching the top of the world". Wat zijn de belangrijkste eye-openers geweest bij die interviews? Of welke uitkomsten wil je benadrukken?
Het is van belang om de potentie van de speler met al zijn / haar eigenschappen altijd te evalueren in relatie tot de context. Dit staat niet los van elkaar en is een dynamische proces door te tijd. Wat mij persoonlijk erg is bijgebleven vanuit de interviews is wat beschreven staat bij “deliberate play”. De desbetreffende topspelers waren en zijn zo ontzettend gepassioneerd / getriggerd om te blijven spelen met allerlei variaties en spelvormen. Wellicht is dit wel hét kenmerk of één van de belangrijkste kenmerken van de ‘high potential’.
Vraag: Aansluitend op de vorige vraag: Voor welke van de 7 categorieën zijn de randvoorwaarden in Nederland het meest voor verbetering vatbaar?
Binnen onze sport hebben we op dit moment te kampen met een niveaunivellering, waardoor er minder gelegenheid is om binnen Nederland een constante prikkel te geven aan de betere jeugdspelers. Die prikkel is continu nodig is om de top te halen. Daarnaast is onze cultuur m.i. minder gericht op topsport zoals dat wordt gevraagd om de (tafeltennis) top te halen. Hierbij moeten we het wellicht meer hebben van die sporadische gezinnen / clubs waarin al vanaf jonge leeftijd ongelooflijk veel wordt geïnvesteerd in de gemotiveerde talenten.
Vraag: Ga je zelf nog een vervolg geven aan het onderwerp van je promotieonderzoek, of laat je dat aan anderen over? Hoe ga je je carrière vervolgen?
Plannen en ambities genoeg! Mijn hart ligt bij (sport)talent, dus ik wil daar zeker verder mee! Op dit moment ben ik bezig om via een internationaal project wetenschappers vanuit de verschillende domeinen (fysiologie, psychologie, motorisch leren etc.) dichter bij de praktijk van talentherkenning en talentontwikkeling te brengen om uiteindelijk een internationale benchmark voor talentontwikkeling te verwezenlijken. Een internationale aanpak is m.i. nodig om een meer gebalanceerde wereldwijde (top)competitie te stimuleren.
Vraag: Kunnen belangstellenden de verdediging van je proefschrift bijwonen en waar is daarover meer informatie te vinden?
Op 6 oktober organiseer ik, voorafgaand aan de verdediging, samen met de verschillende partners het symposium ‘Samen sterk voor talent’ bij Tafeltennis Nijmegen van 9:30-12:30 uur. Meer informatie hierover is te vinden op de site van de VVTT en in de bijlage. |
De verdediging van mijn proefschrift is openbaar en start op 6 oktober om 14:30 uur precies in de Aula van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Klik op deze link voor de agenda.
Tafeltennis.nu dankt Irene Faber voor haar medewerking en wenst haar veel succes.