Tafeltennis.nu

Ying-Fu Li op zoek naar oplossingen voor de breedtesport

Soms kruip ik in de pen om de (mis)toestand van het Nederlandse tafeltennis te duiden. De laatste tijd begin ik regelmatig aan een stuk om vervolgens snel de moed te verliezen. Zoveel gedachten gaan rond in mijn hoofd, dat ik niet meer weet waar te beginnen. Waar te eindigen. Onlangs dacht ik bij mezelf: "Is een vraaggesprek niet iets? Zoals je dat bij andere personen zou doen om tot een goed stuk te komen?" Dus hierbij een vraaggesprek met mezelf. Zo net voor aanvang van de Olympische Spelen…

 

Hoe staat het Nederlandse tafeltennis er voor?
"Slecht. Haha, dat is natuurlijk erg kort door de bocht, maar een feit is dat het Nederlandse tafeltennis behoorlijk in de problemen zit."

Wat zijn die problemen dan?
"Ik noem de internationale aansluiting, met name bij de jeugd en de mannen. Bij de vrouwen hebben we al een paar jaar een sterke lichting met Li Jiao, Li Jie en Elena Timina, dus daar gaat het wel goed… voorlopig. De resultaten van de meisjes op het afgelopen EJK stemmen droevig. Bij de jongens en mannen ligt er een groot gat, dat door Trinko Keen en Danny Heister is achtergelaten. Maar ik wil het hier niet over ‘topsport’ hebben, maar over het onderliggende probleem: de breedtesport."

Hoe bedoel je dat: breedtesport is het onderliggende probleem?
"Het aantal tafeltennissers in Nederland daalt al jaren. De beoogde 50.000 leden zijn nooit meer behaald en in het beste geval houden we het ledenaantal een jaartje stabiel. Momenteel schommelen we rond de 30.000-32.000 NTTB-leden en dat is veel te weinig. Als je dat doortrekt naar de breedtesport kom je op een nog droeviger gegeven uit. Van alle tafeltennisverenigingen in Nederland is ongeveer de helft maar actief met jeugd. In de praktijk zie je nu over hele linie een nog sterker dalend aantal jeugdleden. En dat zie je weer in de jeugdcompetities. Zo hebben we in rap tempo toegelaten, dat de meisjescompetitie volledig ingestort is. In de afdelingen neemt het aantal jeugdspelers én jeugdteams gestaag af, nog even los van het dalende aantal meisjes. Je hoeft niet heel ver door te denken om op termijn ook de gevolgen hiervan voor de topsport te zien. Uiteindelijk is het heel logisch: hoe breder de basis, hoe breder de top.

Maar hoe los je dat dan op?
"We zullen anders moeten denken, daar begint het mee. Neem de verenigingen. Ik ken er teveel waar gezelligheid het belangrijkste is. Dit ouderwetse idee van een tafeltennisvereniging moet op de schop. Tafeltennisverenigingen moeten tafeltennis als sport weer centraal stellen. Dit betekent niet, dat gezelligheid taboe is. Maar de core business van een tafeltennisvereniging is tafeltennis, heel simpel. De meesten zullen zeggen: 'Maar dan krijg je niemand meer binnen.' Dan zeg ik: 'We krijgen ze nu al niet binnen!' Daar moeten we van los komen. We moeten wat zakelijker worden."

Hoe worden we zakelijker? En is dat goed?
Theo Rieken vertelde me laatst, dat Tafeltennis Nijmegen een gedifferentieerd contributiesysteem heeft: iedereen betaalt een basiscontributie per jaar inclusief één begeleide training per week. Wil je een tweede training, of zelfs derde training, dan betaal je per jaar ook een verhoogde contributie. Ik vind dat een voorbeeld van zakelijker omgaan met ons product. En ja, ik weet zeker dat bij velen de tenen gaan krommen als ik ‘product’ schrijf. Jammer dan. Jarenlang hebben we ons niet serieus genomen door belachelijk lage contributies te vragen. Het wordt tijd dat we daar eens een andere weg inslaan."

Nu is TN een grote club, dan gaat zoiets makkelijker
"Onzin. Het enige verschil zit 'm misschien in de hoogte van de contributies. Ik kan me voorstellen dat sporten in Nijmegen duurder is dan in bijvoorbeeld Sevenum, waar ik zelf training geef. Maar het gaat om het principe en dat is goed. Wat de kleine clubs betreft: waar mogelijk dienen zij schaalvergroting na te streven. Ik ken alleen al in Noord-Limburg verschillende verenigingen, die eigenlijk zouden moeten fuseren of op z’n minst een vergaande samenwerking aangaan. Ik denk dat dat in andere afdelingen net zo is. Met een fusie of intensieve samenwerking kun je (nieuwe) leden meer bieden (nog los van voordelen van samengevoegd kader). Trainingen indelen naar niveau en leeftijd, onderlinge concurrentie bevorderen, als je als clubs samenwerkt daarin heb je veel meer mogelijkheden. En dan kun je het je ook veroorloven om een geschraagde contributie in te voeren. Veel verenigingen ‘vinden het wel goed zo’, maar hebben niet in de gaten, dat ze over 15 jaar in nog grotere problemen raken. Het vergt een flinke omschakeling in denken. Het vraagt de clubs om buiten hun vertrouwde paden te treden en dat is niet makkelijk."

Kunnen we nog meer doen?
"Ik wil het nog wel hebben over hoe we jeugdleden kunnen behouden. Naast schaalvergroting bij de verenigingen, moet ons hele competitie- en toernooisysteem aangepast worden. Allereerst pleit ik voor een volledige integratie van jongens en meisjes in de landelijke competitie zoals dat in de afdelingen al het geval is. Het krampachtig vasthouden aan een meisjescompetitie is een overblijfsel van het oude denken en gedoemd te mislukken. Die energie kan beter gestoken worden in innovatie.
Zo zijn afdelingen beter af als ze een nieuwe competitieopzet invoeren: geen teamwedstrijden meer maar elke zaterdag een individuele meerkamp. Denk aan een zeskamp op twee tafels, zodat spelers flink aan het spelen zijn en relatief weinig passieve tijd hebben. Voor de doorstroming naar de landelijke competities kun je dan twee dingen doen. Of de landelijke competitie op dezelfde manier inrichten of in samenspraak met de verenigingen teams voor die landelijke competitie samenstellen. Ik neig zelf naar de eerste oplossing. Bijkomend voordeel is dat je het licentiesysteem hiermee ook meteen kunt reviseren. Ik weet dat bijvoorbeeld Wiel Schers bezig is met een alternatief licentiesysteem, waarbij je minder vast zit aan leeftijden. Ik juich zoiets toe.
De ranglijsttoernooien zijn me ook al jaren een doorn in het oog. Al jaren organiseert de afdeling Limburg de Limburgse Jeugdmasters, waarbij ‘s ochtends een aantal klassen geheel uitgespeeld worden en ‘s middags de andere klassen geheel uitgespeeld worden. De ochtendspelers zijn rond een uur klaar, de middagspelers hoeven pas om twaalf uur aanwezig te zijn. Ik snap met de beste wil van de wereld niet, waarom we landelijk halsstarrig vasthouden aan het systeem van wachten, wachten en wachten."

Behoorlijk wat ingrijpende voorstellen. Hoe wil je ze implementeren?
"Haha, geen idee! Ik heb het nog niet eens gehad over een structuurverandering bij de NTTB (weg met die bondsraad, afdelingen afschaffen), de vorming van sterke verenigingen, de afslanking van de NTTB tot voorwaardenscheppend in plaats van bepalend, de implementatie van Baby Ping om jonge kinderen te ‘besmetten met het tafeltennisvirus’, samenwerking met andere sporten in met name de kleinere plaatsen, … ik bedenk me ineens dat ik nog heel wat vraaggesprekken moet schrijven, haha. Maar serieus, zakelijke verenigingen, nadruk op de ‘sport tafeltennis’, schaalvergroting, aanpak van competitiesysteem en toernooien, daar begint het mee. Het core denken over onze sport moet heroverwogen worden, en hoewel dat zeker ook bij de NTTB moet gebeuren, moeten de verenigingen in deze maar eens het voortouw nemen. Laten we het eens omdraaien."


Deze column werd, met toelating van de auteur, overgenomen van Ying's Blog